regiofair of "hoe de krachten van fair trade en lokale korte keten te bundelen"

Archive for the ‘actualiteit en nieuws’ Category

boek: “De Voedselparadox” – te bestellen bij PALA.be

leave a comment »

De Voedselparadox

Na de twee grote voedselcrises van 1880 en 1930, staan we nu aan het begin van de derde, wereldwijde landbouwcrisis. aan het woord is Jan Douwe van der Ploeg, hoogleraar Rurale Sociologie aan de Landbouwuniversiteit van Wageningen, en één van de geïnterviewden in het boek De Voedselparadox.

In dit boek nemen 14 filosofen, economen, wetenschappers en veldwerkers de lezer mee naar de ondoorzichtige wereld van de voedselparadox. De wereld waarin zowel sprake is van grootschalige honger als van (meer dan) genoeg voedsel voor zelfs een groeiende wereldbevolking.

De voedselparadox legt de belangrijkste gebreken bloot van de hedendaagse marktgeoriënteerde ‘ieder voor zich’-samenleving, die ‘de economie’ en ‘de markt’ centraal stelt en waarin mensen in feite veroordeeld zijn tot kritiekloos ‘meedoen’. Een wereld, waarin uitsluiting en afwenteling deel uitmaken van het heersende economische en politieke systeem, dat de rekening eenzijdig legt op het bordje van de op afstand geplaatste en langs de zijlijn staande belastingbetaler en die ten koste gaat van de allerarmsten, toekomstige generaties en de leefbaarheid op de planeet.

De voedselparadox schetst ook contouren van een andere wereld: de wereld waarin ménsen ertoe doen en de dominantie van markten verleden tijd is. Een wereld waarin de relatie tussen mensen rust op een uniek stelsel van mensenrechten dat er in feite al langere tijd is. Waarin voedsel voor mensen voorrang heeft op voedsel voor grootschalige veeteelt en biobrandstoffen en massale voedselverspilling wordt tegengegaan. Een wereld waarin meer aandacht is voor toegang tot land en voedsel voor de allerarmsten, de ontwikkeling van lokale voedselvoorzieningen en gemeenschapszin.

Een andere wereld is mogelijk! Dat is de boodschap van tal van maatschappelijke organisaties die zich niet herkennen in het huidige marktdenken dat de koers van veel regeringen bepaalt. De boodschap van dit boek gaat nog een stapje verder: een andere wereld, ze is er al. Ze moet alleen nog ontdekt en omarmd

2013 – paperback – 196 p.

Lees zeker ook het interview: “Begin van derde wereldwijde voedselcrisis” met Jan Douwe van de Ploeg op http://pala.be/nl/artikel/begin-van-derde-wereldwijde-landbouwcrisis

Prijs: €14,95

Written by hallometsteven

juli 8, 2013 at 2:13 pm

Patattenprofessor Christos Kamenidis en Professor Jan Douwe van der Ploeg feesten mee met Geitenboerderij‏ De Levende Aarde (Alken) – zondag 16 september om 14u

with one comment

TIP: het interview met Remi Schiffeleers : Alléén op stal gehouden melkgeiten kunnen de Sahel nog redden

Jaarlijks lopen een aantal boeren stage op geitenboerderij De Levende Aarde in Alken. Dit jaar zijn onder anderen de twee jonge Grieken, Danielle en Yanko, te gast. Op 16 september, Dag van de Landbouw, nodigt de Levende Aarde “patattenprofessor” Prof. dr. em. Christos Kamenidis uit. Professor Kamenidis ging vorig jaar de Griekse crisis op eigenzinnige wijze te lijf, wars van de trojka. Samen met Professor Jan Douwe van der Ploeg, een autoriteit op het vlak van rurale sociologie, serveert hij alle ingrediënten voor een boeiende discussienamiddag.

Om deze solidariteitsactie kracht bij te zetten, nodigen ze ons uit op zondag 16 september om 14u met het volgende programma:

  • 14u Welkom – Bezoek aan de geitenboerderij
  • “De Griekse aardappelbeweging” door professor Christos Kamenidis
  • “De landbouwcrisis en de toekomst” door Prof. Jan Douwe van der Ploeg. Hoogleraar Rurale Sociologie, Universiteit Wageningen en Peking
  • Heerlijke Griekse keuken voor éénieder

Om een idee te hebben hoeveel patatjes er moeten worden geschild, vragen ze om in te schrijven voor vrijdag 14 september via telefoon of per mail :

  • Remi Schiffeleers: remyschiffeleers@hotmail.com of 011/31.40.17
  • Bart Thoelen: limburg@voedselteams.be of 0489/44 33 03

Maaltijd, inclusief solidariteitsbijdrage, kost 15 euro voor volwassenen en 8 euro voor kinderen.

Geitencoöperatief “De Levende Aarde” c.v.b.a.
Trakomula v.z.w.
Aardbruggenstraat 85, 3570 Alken

meer achtergrond en informatie

Griekenland haalt al geruime tijd alleen nog maar de media met trieste berichten. Het land zit gevangen in een neerwaartse spiraal. In de aanpak van de eurocrisis wordt het door de Europese instanties gedwongen om financieel de duimschroeven zwaar aan te draaien. Met als resultaat dat het economisch ook steeds meer aan de grond geraakt. De Griekse economie krimpt met 5 procent en meer per jaar.

Dupe zijn op de eerste plaats de gewone Grieken: werknemers, lagere ambtenaren, mensen met een uitkering, en ook de boeren. Hun inkomen smelt weg, maar de prijzen van voedingsproducten en andere dagelijkse goederen in grote winkels en supermarkten gaan fors omhoog. Armoede en verpaupering zijn het gevolg.

Maar de Griekse boeren laten het niet langer daarbij. In een half jaar tijd hebben ze een sterke en dynamische ‘Aardappelbeweging’ uit de grond gestampt.

Het begon in februari dit jaar in Thessaloniki. Omdat Griekenland aardappelen uit Egypte bleef invoeren en de eigen boeren met volle schuren in de kou liet staan, deelden aardappelboeren uit de regio tien ton van hun producten gratis uit. Deze protestactie was positief, maar niet effectief. Ze werd wél doeltreffend toen de boeren, met steun van onder anderen professor Christos Kamenidis, studenten en andere vrijwilligers, een aardappelverkoop op de campus van de universiteit van Thessaloniki organiseerden. Al op de eerste dag brachten ze daar voor 25 eurocent per kilogram of een derde van de (super)marktprijs 50 ton aan de man.

Het succes van die directe aanpak breidt zich snel uit over heel Griekenland. En ook andere landbouwproducten (groenten, rijst, bloem, olijfolie, honing enzovoort) vinden intussen zo hun weg naar de consumenten.

De ‘Aardappelbeweging’ is een win-winverhaal. Boeren die hard moeten werken voor hun oogst, krijgen nu een schappelijke prijs voor hun producten. Consumenten krijgen kwaliteitsvolle waar voor hun geld en zijn goedkoper af dan in de supermarkten. De lokale economie vaart wel bij deze verandering van de voedseldistributie. En door de nieuwe concurrentie van de boeren zijn de supermarkten zelfs gedwongen om hun prijzen voor veel producten stevig te laten zakken.

De ‘Aardappelbeweging’ is een inspirerend voorbeeld van korte-ketenlandbouw. Die kent ook in Vlaanderen en Wallonië meer en meer succes, met boeren die ecologisch en sociaal werken voor hun producten en die hun verse voedingswaren op markten en via andere kanalen rechtstreeks verkopen aan de consumenten. Die groeiende groep verbruikers wordt nu wel nog vaak gevormd door bemiddelde gezinnen en gepensioneerden die om ecologische, ethische of gastronomische redenen voor directe aankoop kiezen. Maar wat als dat laatste ook in ons land, zoals in Griekenland, voor meer en meer consumenten een financiële noodzaak wordt?

Terwijl Geitencoöperatief De Levende Aarde vanuit Alken al 30 jaar pioniert op het vlak van korte-ketenlandbouw, brengt de vzw Voedselteams groepen van mensen samen om rechtstreeks bij de boeren biologische groenten, vlees en andere streek- en seizoensproducten te kopen.

Voor beide initiatieven zijn er alvast redenen genoeg om solidair te zijn met de Griekse ‘Aardappelbeweging’. Daarom ontvangen Geitencoöperatief De Levende Aarde en vzw Voedselteams van 9 tot 17 september een afvaardiging van de beweging onder leiding van professor Christos Kamenidis. In Alken vervoegen zij dan overigens twee jonge Grieken, Yanko en Daniëlle, die daar al enkele maanden meewerken op de geitenboerderij.

Naar aanleiding van dit ontvangst is een intens uitwisselings- en solidariteitsprogramma uitgewerkt (zie hieronder).

De apotheose vindt plaats op zondag 16 september met een Grieks Solidariteitsfeest op de geitenboerderij De Levende Aarde in Alken (Aardbruggenstraat). Tijdens dat feest – vanaf 14 uur en met Griekse keuken – vertelt professor Christos Kamenidis over de ‘Aardappelbeweging’. Ook professor Jan Douwe van der Ploeg van de Universiteit Wageningen zal het woord voeren over uitwegen voor de landbouwcrisis. Van der Ploeg is de auteur van het boek ‘De virtuele boer’ en werkt samen met Chinese en Braziliaanse collega’s aan onderzoek naar plattelandsontwikkeling in Europa, China en Brazilië.

Heeft u belangstelling om deel te nemen aan een van de activiteiten van het programma of wenst u een interview met professor Christos Kamenidis, andere leden van de Griekse delegatie, of met professor Jan Douwe van der Ploeg? Dat kan perfect geregeld worden. Graag contact nemen met Remi Schiffeleers van De Levende Aarde (011/314017) of met Bart Thoelen van Voedselteams (0489/443303).

De griekse delegatie:

Christos Kamenidis, Professor of Agricultural Marketing & Cooperatives Department of Agricultural Economics
Aitsidou Vassiliki (Vasso), Aghricultural Economis M.Sc. Student in Agricultural Economics
Ramnali Paraskevi (Evi), Agronomist, M. Sc. Student in Agricultural Economics
Christoforiodu Marina, Mechanical Engineer, Secretariat of the Polytechnic Faculty
Christoforidis Alexandros, 6th year student of the High School (Lykio) Assistant of the team

De aardappelbeweging op het web:

http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/06/12/griekse-aardappelbeweging-wint-aan-kracht

http://www.mo.be/artikel/griekse-aardappelbeweging-wint-aan-kracht

http://www.thenewathenian.com/2012/06/activist-movement-could-spell-big.html

http://usuryfree.blogspot.be/2012/06/greeces-potato-movement-grows-in-power.html

http://www.demorgen.be/dm/nl/990/Buitenland/article/detail/1411042/2012/03/19/Griekse-aardappelbeweging-recht-van-boer-naar-consument.dhtml

Over een recente aardappelactie in Amsterdam: http://www.biojournaal.nl/nieuwsbericht_detail.asp?id=8092

The new geography of trade: Globalisation’s decline may stimulate local recoveries – Prof. Fred Curtis and Prof. David Ehrenfeld + The Most IMPORTANT Video You’ll Ever See (part 1 of 8)

leave a comment »

BELANGRIJKE UPDATE: Peak Oil for Saudi Arabia confirmed by WikiLeaks

Projections by peak oil people that Saudi Arabia oil reserves have been grossly overstated (by 40%) and that the country can no longer prevent world oil prices rising have been confirmed in confidential cables from the US Consulate, released by WikiLeaks

Global trade will not disappear, but as it wanes and as supply chains shorten, the importance of regional and local economies will increase. Manufacturing and food production for domestic consumption in the United States and other developed nations (and regions within nations) will regain an importance not seen since the first half of the 20th century. Security strategies will be adjusted to reflect the increased role of domestic production in national affairs. We should plan now for these inevitable changes. Crises bring more than trouble – they bring opportunities.


met dank aan Wouter de Heij voor de video-tip

 

Dit artikel, verschenen op AL JAZEERA d.d. 09 Feb 2012, mag niet ontbreken op deze blog.

It is an article of faith that global trade will be an ever-growing presence in the world. Yet this belief rests on shaky foundations. Global trade depends on cheap, long-distance freight transportation. Freight costs will rise with climate change, the end of cheap oil and policies to mitigate these two challenges.

At first, the increase in freight costs will be bad news for developed and developing nations alike but, as adjustments in the patterns of trade occur, the result is likely to be decreased outsourcing with more manufacturing and food production jobs in North America and the European Union. The pattern of trade will change as increasing transportation costs outweigh traditional sources of comparative advantage, such as lower wages.

The new geography of trade will not result from policy or treaties but from the impact of changing environmental conditions due to the growth of the human economy. Global trade can be disrupted by many kinds of natural disaster: the tsunami and nuclear emergency in Japan slowed auto production in the United States, and Australian floods lowered coal exports to China. The supply chains of global production and distribution are more vulnerable than we would like to admit. Up to now, we have adapted to disruptions and global trade has continued to expand. But greater challenges to global trade lie ahead. Continual growth, or even maintenance, of the current physical volume of trade is unsustainable.

Many goods will be manufactured closer to where they are consumed, as supply chains become more regional and local. Petroleum- and transport-intensive products, such as imported food, clothing, appliances and building supplies will become more expensive; lifestyles and consumer purchasing in developed nations will shift to reflect these changes. Export-oriented nations relying on a limited number of exports to pay for imported necessities will need to become more self-reliant in meeting basic needs.

Oil supply and cheap fuel

The price of crude oil rose from US $28 per barrel in 2003 to over $147 in the summer of 2008. In 2008, 20 airlines (mostly regional freight carriers) went bankrupt. Fuel costs rose from 15 to 35 per cent of airline (freight and passenger) operating expenses. In the first two months of 2011, air carriers increased fares four times to adjust for rising oil prices.

In 2007-2008, the cost of trans-Pacific shipping of a standard container by sea went from $3,000 to $8,000. In 2010, with oil at half its 2008 price, the Danish shipping company Maersk cut its top cruising speeds in half to reduce fuel costs. According to economists Jeff Rubin and Benjamin Tal, every $1 per barrel increase in crude oil prices results in a 1 per cent increase in freight transportation costs.

As economic growth resumes, the demand for oil will increase. The International Energy Agency predicted a 2.5 million barrel per day increase for 2011, the biggest one-year increase in 30 years. Chinese oil demand is expected to grow over 10 per cent due to economic growth and coal shortages. Furthermore, recent decisions in Japan and Germany to decommission nuclear power plants may increase the demand for diesel fuel to run electric generators.

A number of factors limit oil supply’s ability to both keep up with demand and limit oil price instability. Deepwater drilling is likely to be more expensive in the Gulf of Mexico due to new regulations and higher insurance costs following the Deepwater Horizon oil spill. Deepwater oil will provide at least 25 per cent of world supply by 2020. The failure to invest in sufficient upstream production facilities has also made an oil-supply crunch likely.

Political unrest in the oil-rich Middle East creates uncertainty about oil prices due to fears of supply disruptions.

And finally, there is peak oil, when production flow rates hit a maximum and decline thereafter. This has already occurred for the majority of oil producing nations and will soon happen for global oil production. Saudi Arabia, Mexico, Canada and Venezuela are approaching national oil peaks at the same time that their domestic demand for oil is expected to rise significantly. These exporters will either reduce exports or, like Indonesia and the United Kingdom, become oil importers. World Energy Outlook 2010 stated that global conventional oil production peaked in 2006 and is expected to decline from 70 million barrels per day to less than 16 million in 2035.

We use oil faster than we discover new resources. Global oil discoveries peaked in the 1960s. The American Joint Forces Command predicts that “By 2012, surplus oil production capacity could entirely disappear.” According to the United Kingdom Energy Research Centre, “more than two-thirds of current crude oil production capacity may need to be replaced by 2030… equivalent to a new Saudi Arabia coming on stream every three years.” The near- and long-term results will be rising transportation fuel costs, oil-price volatility and a declining quantity of conventional oil fuels.

Impact of electric power shortages

Electric power shortages and rising prices will also change the pattern of global trade and supply chains. Low-wage exporting economies are generally much less energy efficient than high-income industrial economies. As electricity rates rise with higher fuel costs for coal and oil, production costs will increase faster in low-wage countries than in developed industrial economies. According to energy analyst Thomas Christiansen, “China’s use of energy per unit of gross domestic product is three times that of the United States, five times Japan’s, and eight times Britain’s.” Rising coal, oil and electricity prices erode the comparative advantage of low-wage exporters.

Moreover, climate-related drought and lowered river flow have reduced hydroelectric power production in some export-oriented nations. In China, reduced rainfall in agricultural areas has prompted plans to divert water from the Three Gorges Dam away from hydroelectric production to irrigation. Reduced hydroelectric power has interrupted textile production in Pakistan, oil refining in Venezuela and appliance production in China. As reported by RTE News in May 2011, “Businesses in coastal areas and some inland provinces have grappled with power cuts and full blackouts since March due to surging demand and a drop in hydroelectric output.” Climate change is linked to the massive floods in Australia that cut coal exports to China and put upward pressure on Chinese coal prices.

Finally, when there are hydroelectric power shortages, individuals and manufacturers rely on gasoline or diesel generators, if they can afford the fuel. According to TheWorldnet.info, “In most countries, electricity shortages quickly translate into increased demand for gasoline and diesel as organisations strive to keep computers, elevators, hospitals, refrigeration and even factory production functioning with back-up generators. Pakistan probably is suffering the worst from electricity shortages, the country simply does not have enough foreign exchange to import large quantities of expensive fuels.”

Climate change and transportation infrastructure

Climate change undermines global trade directly by its effects on transportation infrastructure and indirectly by its impact on energy infrastructure and prices. A 2010 Lloyd’s report stated, “Environmental change (extreme weather events… changing sea levels and melting glaciers) will generate great threats to critical infrastructure and to transport routes.”

Though reduced during the recession, CO2 emissions rose dramatically in 2010 to the highest recorded level. One manifestation of climate change is increased intensity and frequency of major storms. Hurricanes and typhoons damage low-lying coastal rail lines, airports, oil and gas pipelines, highways used to connect ports and distribution networks and port facilities – all essential parts of global supply chains. They seriously affect ships and planes in transit. Heavy rainfall events are increasing in many parts of the world. Insurance claims for flood damage are rising faster than those for other natural disasters. Rising sea levels will submerge coastal highways and port facilities.

The damage to roads threatens global trade: roughly 40 per cent of the US-China supply chain consists of roads from factories to ports and from ports to distribution networks. If freight transport is significantly interrupted, rerouted or slowed, costs will rise for both manufacturers and retailers using distribution systems that require goods to arrive as they are needed in production or on retail store shelves. The heat effects of climate change also reduce engine efficiency, increase cargo refrigeration needs and therefore raise fuel costs for trucks, trains, ships and planes. Climate change is thus expected to interrupt and slow freight transportation and make it more expensive.

Oil substitutes and climate mitigation

There are substitutes for conventional oil: coal-to-liquid conversion, gas-to-liquid conversion, corn ethanol and other biofuels, hydrogen, tar sands and shale oil. Many are technically feasible but all suffer from one or more major problems. They often need large-scale investment and long lead-in periods. Some require subsidies or higher production prices per barrel than conventional oil. Many cause serious environmental damage and high greenhouse gas emissions. Several place great demands on scarce freshwater supplies or require high energy inputs for production.

Energy expert Robert Hirsch and his colleagues estimate that a crash oil mitigation program that begins when oil peaks will have a three-year lag before it adds noticeably to fuel supply. Such a crash program would restore liquid fuel supply close to peak levels within 20 years under the best assumptions. Given current supply constraints leading to the loss of cheap oil and lack of serious policy discussion, investment in alternative sources will not be sufficient to significantly replace diminishing oil supplies in the decades immediately ahead. Thus, even feasible technologies will not avoid higher fuel costs and limited fuel supplies for global freight transport.

The principal way to mitigate climate change is to reduce greenhouse gas emissions as fast as possible. Meaningful climate policies (such as carbon taxes or cap and trade) would raise fossil fuel prices to cut consumption and emissions.

Freight transport may be hard hit by such policies because both air freight and maritime shipping have heavy carbon footprints. In transporting freight by air, each ton of jet fuel burned produces 3.2 tons of CO2. As for maritime shipping, container and other transport ships burn bunker fuel, a sludgy, highly polluting petroleum product.

It will be difficult to cut the greenhouse gas emissions from long-distance freight transportation while maintaining the same ton-miles of freight transported per year. There are no commercial low-carbon fuels with the performance characteristics, affordability and quantitative availability to replace bunker fuel for ships or jet fuel for air freight.

The basic policy for creating incentives for better efficiency and for using low-carbon fuels is a meaningful (and increasing) price on carbon generally. If such policies were implemented, burning bunker oil and jet fuel would become much more expensive, thus increasing the costs and reducing the competitive advantage of global production and trade. This carbon pricing would occur in addition to supply-based increases in oil prices.

Prospects: Bad news and good

If large-scale mitigation of peak oil and climate change is not feasible soon, what will happen? Given current investments in the existing pattern of trade and the high costs of reorienting it, change will be resisted, with resulting widespread economic disruption. But change will occur. Clearly, increased fuel costs and higher transport risks will cause supply chains to shorten and long-distance trade to decline. Initially, there will be shifts in transport modes – truck to rail, air to water and rail – designed to preserve trade routes. But more fundamental adaptations are already starting to take place to reduce or replace long-distance trade.

Beginning with the oil price and transport cost increases in 2007-2008, some companies began rethinking their global supply chains, and a few shifted to local suppliers. Some manufacturers have opened new furniture, steel and auto plants in the United States or Mexico to feed the US market. In May 2011, Volkswagen inaugurated its huge Passat assembly plant in Tennessee, “as part of our effort to manufacture more products locally.” The plant is expected to generate, directly and indirectly, 12,000 jobs. These changes in supply chains are motivated by considerations of corporate profits.

Manufacturers may relocate production closer to either suppliers of key raw materials or major markets to minimise transportation miles and costs. In 2008 some steel mills in the United States increased domestic production by directly importing iron ore from Brazil. This system bypassed the expensive trans-Pacific shipment of iron ore from Brazil to China and then of steel from China to the United States.

The resurgence of domestic manufacturing in developed nations could provide employment growth, especially for blue-collar workers. However, employment may decline in current low-wage manufacturing exporters as rising transportation costs make them less competitive.

Nations may respond with protectionist policies to changes in trade patterns. In 2008, as food prices rose (due in part to extreme weather, corn ethanol production and rising oil prices), several grain-exporting nations banned exports of cereal crops. In June 2011 China banned the export of diesel fuel in order to have enough on hand to power electric generators in the face of expected brownouts. With rising transport costs, nations are likely to subsidise energy or manufacturing to preserve exports and jobs. Such export bans and subsidies contravene provisions of the World Trade Organization and many trade treaties such as NAFTA.

While corporations have responded to rising oil prices with some changes in supply chains, national governments have not responded in kind. Current climate-policy negotiations are ineffective despite rapidly growing greenhouse gas emissions. Only the United Kingdom and Sweden have identified oil depletion as a key economic issue and begun to discuss responses. Trade policies such as the Korea and Colombia Free Trade Agreements with the United States are predicated on the assumption of cheap fuel, low transportation costs and transportation-compatible weather patterns – in other words, business as usual. Thus, there are at present few national and no international policy responses to the imminent threats to global trade.

There is, however, a second, more local, noncorporate response. This response is found in the Relocalisation and Transition Towns movements now springing up in many developed countries. It is a bottom-up response that includes individuals and municipalities planning for a post-peak-oil future and altering their way of life, buying locally made products as much as possible, reducing consumption and acquisition and increasing self-sufficiency within communities that produce many of the goods and services they consume. The resurgence in the numbers of young people going into farming in the United States is an example.

Relocalisation strategies include local currencies, community land trusts, decentralised alternative energy development, water conservation and reuse, local food production and new, locally oriented business networks.

Patterns of adaptation will differ from place to place. Initially, there will be heavy and unpredictable impacts on many developing nations that currently depend on foreign cash earned for commodity exports, or that import much of their food. Yet every country is different.

Even large urban complexes can provide a surprising quantity of their own food. In China, concerns over rising food prices (and food safety) have caused a boom in online sales of vegetable seeds. Shanghai now produces much of its own vegetables within its urban limits, as do cities in sub-Saharan Africa. If a developing country imports many goods and services, it has to pay for them, probably in part with money earned from commodity exports. When those exports are reduced by high shipping costs, some countries will have the capacity to rapidly increase local production of essentials for local consumption. Others, less fortunate, will take longer.

It is now critical for economic planners, laypersons and governments to recognise that long-term energy and climate realities will impose limits on the global movement of goods. Trade pacts, like the US-Korea Free Trade Agreement, and business models, like Walmart with its transoceanic supply chains, will make less sense as the foundations of global trade are undermined. This is not the result of either ideology or policy. Only when we accept these realities can we design and rebuild less vulnerable patterns of production and trade throughout the world. Nearly every country has existing examples of sound, regional development that can be used as models.

Global trade will not disappear, but as it wanes and as supply chains shorten, the importance of regional and local economies will increase. Manufacturing and food production for domestic consumption in the United States and other developed nations (and regions within nations) will regain an importance not seen since the first half of the 20th century. Security strategies will be adjusted to reflect the increased role of domestic production in national affairs. We should plan now for these inevitable changes. Crises bring more than trouble – they bring opportunities.

Big Food versus Food Power – in 2012 marktmacht ‘vanonderop’?

leave a comment »

Deze titel is de kop boven een stuk op Foodlog.nl. Het gaat over marktmacht “vanonderop”.

Ik heb – jammer genoeg – veel vertrouwen in de psychomarketeers van Big Food. Als zij het voor elkaar krijgen dat miljarden mensen ongezonde producten kopen, lijkt mij het een koud kunstje dat ze elke ‘movement’ waar ze niets aan verdienen, de nek om draaien. Maar het kan nog erger: Big Food kan gebruik (of misbruik ?) maken van Food Power door het te annexeren en daarna om te katten tot een verdienmodel.”

reageert Jack Van Messel hierop. (Jack importeert biologisch en gangbaar rundvlees uit Uruguay. Vindt dat we minder vlees moeten eten, maar wel van betere kwaliteit, inbegrepen milieu en dierenwelzijn.)

Eind juni protesteerde het Algemeen Belgisch Boerensyndicaat aan de deur van de Aldi:

‘Aldi heeft beloofd om meer Belgische producten in zijn rekken te leggen. De melk is nu al voor twee derde afkomstig van Belgische boeren, binnenkort wordt dat honderd procent.’

Daarnaast zal ook de kwaliteit van het product meer in de kijker worden gezet. ‘En dat moet leiden tot een grotere afname van Belgische melk, en hopelijk ook tot een hogere prijs. Bovendien wil Aldi die tendens doortrekken naar andere voedingsproducten, zodat de hele Belgische landbouw er bij wint.’

Het ABS benadrukt dat er momenteel een prijzenslag aan de gang is tussen de warenhuisketens. ‘En dat maakt onderhandelen over betere prijzen geen makkelijke zaak.’

Belgische melk is een hype. Net nu de Nieuw Vlaamse Alliantie op 40% staat in de peilingen omdat het af wil van België.

Nieuw in uw Aldi sinds november MILSA ® Magere chocomelk op basis van Belgische melk. Aldi heeft dus woord gehouden. Maar wat nu precies een betere (eerlijkere?) prijs voor melk moet inhouden, leer ik er niet uit. Wél dat er calcium en vitamine B12 in hun melk zit. Aangerijkt?

Zou het ABS nu tevreden zijn? Vertaalt meer marktmacht zich in meer marktaandeel of in betere prijzen? Garandeert meer marktmacht, marktaandeel of eerlijkere prijzen afbouw van systematische overproductie in de sector? Is meer marktmacht voor de voedselproducent eigenlijk geen overheidsopdracht? En zou het de burger echt iets uitmaken?

Wat is jouw gedacht?

 

Written by hallometsteven

januari 3, 2012 at 4:20 pm

de faire melk: Nederland doet wat Vlaanderen niet (ver)mocht – deel 1

leave a comment »

In Nederland startte C1000 maandag 7 november 2011 met de verkoop van ‘De faire melk’ dagverse Fairtrade Chocolademelk. Dit is de eerste fairtradechocolademelk in de supermarkt. De faire melk is een initiatief van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV). Zie ook hun facebook-pagina.

Door het kopen van De faire melk Fairtrade Chocolademelk zorgen klanten ervoor dat koeien gegarandeerd weidegang hebben en de Nederlandse deelnemende boeren een meerprijs voor hun melk krijgen. Bovendien ontvangen boeren in derdewereldlanden een eerlijke prijs voor de cacao (Peru) en de rietsuiker (Mauritius) die in de chocolademelk is verwerkt.

wat vooraf ging in België

Op 10 oktober 2008 werden de derde BE FAIR Awards uitgereikt. De winnaars gingen elk naar huis met een chèque van 5.000 Euro. De Limburgse melkveehouder Johan Janssen uit Opglabbeek stuurde onderstaand kandidaat-dossier in voor de Belgian Dairy Board.

De Belgian Dairy Board vertegenwoordigde 1800 melkproducenten. BDB klaagde de uitbuiting aan van de zuivelindustrie, die de melkproducenten een zulke lage prijs betaalt dat zelfs de productiekosten niet gedekt zijn – hetzelfde verhaal dus dat de Noord-Zuid beweging inspireerde tot de ontwikkeling van Fair Trade. BDB wilde middelen verzamelen om het nieuwe merk “Fair Dairy Products” – een gamma zuivelproducten waar de melkproducent een faire prijs voor zou krijgen te lanceren.

Het dossier werd weerhouden… maar kwam niet in aanmerking voor de Award. Helaas waren ook de Oxfam-Wereldwinkels, noch Max Havelaar gecharmeerd en stierf het initiatief een stille dood.
Enkele initiatieven uit andere hoeken zagen het licht, echter geen van alle met de impact die dit plan had kunnen verwezenlijken. In Nederland neemt Max Havelaar nu dus gelukkig wél de handschoen op.

  1. Délimel: 18 Belgische melkveebedrijven gaan zelf melk verkopen aan Lidl en Champion
  2. Galaxy: Colruyt verkoopt verse melk van drie landbouwers
  3. Fairebel: slap afkooksel van faire melk zónder Max Havelaar-keurmerk

Deze slideshow vereist JavaScript.

I – Voorstelling van het dossier

Ontstaan

Met 4,5 miljard euro bereikte de omzet van de zuivelindustrie in 2007 een nooit eerder geziene piek, ongeveer een vijfde hoger dan het jaar voordien.

De export groeide met 23 procent tot 2,3 miljard euro. De uitvoer naar derde landen steeg zelfs met 73 procent tot ongeveer 400 miljoen euro. Maar wie hoog klimt, kan laag vallen. En dat valt vooral de boeren heel zwaar.

De BDB wil de zuivelorganisaties laten weten dat de melkveehouders niet langer het verlies willen lijden zonder dat de toevoer van (goedkope) melk in het gedrang komt. (Wij verliezen nu tussen de 6 en 25 procent op ons product)

De BDB vertegenwoordigt vandaag meer dan 1800 van de 7000 Belgische melkproducenten. De BDB is er voor en door de melkveehouders.

Wij staan in het beroep en in de organisatie. Daarom is het bijzonder belangrijk dat wij ons zo organiseren dat we in permanent overleg kunnen werken met zoveel mogelijk leden, in zo professioneel mogelijke omstandigheden. Deze manier van werken onderscheidt de BDB volledig van alle andere zogezegd vertegenwoordigers van de melkproducenten.

Op 30 mei 2008 organiseerden de Belgische melkveehouders in alle provincies manifestaties om aan te tonen dat zonder bemiddeling hun beroep en producten binnen enkele jaren zullen verdwijnen. Onder het oog van nationale en regionale media brachten vertegenwoordigers van de BDB hun standpunten over aan de massaal opgekomen politici.

Eerste minister Yves Leterme beloofde ondertussen om een einde te maken aan de oneerlijke winstverdeling in de voedselketen. Zijn beloftes komen deels tegemoet aan de BDB -doelstellingen. Hij deed zijn uitspraken op de actiedag voor faire land- en tuinbouwprijzen op 18 juni in Brussel.

Leterme beloofde om een prijzenobservatorium in het leven te roepen en snel werk te maken van meer prijs- en winsttransparantie in de voedselketen. Er is al tien tot vijftien jaar sprake van een oneerlijke winstverdeling, waarbij de basisproducent systematisch tekort wordt gedaan.

De BDB stelt vandaag vast dat:

  • Melkerijen economisch gestuurd worden vanuit:
    • – de zuivelproducenten
    • – de transportindustrie
    • – de groothandel
    • – de supermarkten en detailhandels
  • En dat bij dezen ook de bewust unfaire en scheefgegroeide winst ligt.

De boeren moeten voor eigen distributie gaan zorgen

De door ons aangestelde bazen, de coöperaties, blijken niet in de positie om melk tegen aan kostendekkende prijzen te verhandelen. Wij, de eigenlijke bazen, maar nu afhankelijk gemaakte boeren, kunnen niet voor de huidige marktprijs werken omdat onze kostprijs daarboven ligt.

De BDB weet dat een oplossing alleen gevonden kan worden door een samenwerking tussen alle spelers in de markt. Daarom geeft de BDB de aanstoot tot een zodanige samenwerking, door zelf eindproducten, door middel van een nieuw bedrijf in oprichting “Fair Dairy Products?”, in de markt te gaan zetten en die zal aantonen dat een faire melkmarkt mogelijk is. Hierbij is de melkproducent niet langer afhankelijk van de volatiele marktprijs die hij voor zijn basisproduct (de ruwe melk) krijgt en waar hij geen greep op heeft, maar zal hij mee profiteren van de marges die in de detailhandel worden gegenereerd uit afgewerkte zuivelproducten.

Het doel zal bereikt worden omdat noch consument, noch de producent de rekening moet betalen van een scheefgegroeide situatie. Er wordt immers genoeg geld verdiend in de zuivelketen, het is alleen slecht verdeeld. Dat is de boodschap die wij de eindconsument zullen meegeven via de producten, die wij hem via de gewone distributiekanalen (de supermarkten) zullen aanbieden.

De BDB herhaalt het steeds weer. We willen veranderingen bekomen door inzicht te verlenen en begrip te wekken.

Tijdens onze acties ter gelegenheid van de Wereldmelkdag op 30 mei laatsT leden heeft BDB duidelijk gezegd dat de faire melkprijs niét betekent dat de consument meer zal moeten betalen. Wat ons momenteel te weinig betaald wordt – om die faire melkprijs te realiseren – kan volgens ons probleemloos gehaald worden uit de overwinsten die in de zuivelindustrie gemaakt worden. Ook dat zullen we aantonen door onze producten in de winkelrekken te zetten.

Troeven

  • Wij kiezen voor de dialoog en samenwerking met de industrie en de samenleving. Een diepgaande studie van de winsten die gemaakt worden in de keten, geeft de BDB een uitgebreide kennis van de melkketen.
  • Wij zijn rechtstreeks belanghebbenden in het prijsverhaal en alzo werklustig en strijdvaardig.
  • Wij geven de consument terug een gezicht bij de zuivelproducten die hij koopt door de inplanting van onze bedrijven in het landschap kunnen we onze boodschap, door het toepassen vang “guerrillamarketing” voortdurend en effectief overbrengen.

Kortom, onze strategische doelstellingen zijn

  • een kostendekkende melkprijs,
  • een faire prijs voor een fair product,
  • eerlijke informatie aan de consument.

II . Belangrijkste sector waarin de activiteit ontwikkeld wordt en onderzoek van de markt

Als consument heeft men er belang bij om zo goedkoop mogelijk in te kopen. Dit kan echter snel ten koste gaan van de producent. Bijzonder duidelijk wordt dit zichtbaar bij het steeds verder dalende inkomen van de boeren in de ontwikkelingslanden. Hier hebben de consumenten gereageerd en kiezen in versterkte mate voor produkten uit de “eerlijke” handel de zgn. “fair trade”. In Europa zijn echter ook boeren. Waarom zouden zij ook niet van de eerlijke handel profiteren?

De huidige zuivelmarkt: 3% ten opzichte van 97%

De door ons aangestelde bazen van, de coöperaties, blijken niet in de
positie om melk tegen een kostendekkende prijs weg te krijgen. Wij, de eigenlijke bazen, maar nu afhankelijk gemaakte boeren, kunnen niet voor de marktprijs werken omdat onze kostprijs daarboven ligt.

De BDB wil in een situatie komen waarin de verwerkende sector vragende partij is om het systeem te veranderen, om zo zijn winsten te consolideren. Dat kan alleen door een doordachte strategie te volgen.

Wanneer we als melkveehouder aan de zuivelindustrie duidelijk maken dat onze melkprijs te laag is, verwijst deze zuivelindustrie steeds naar de lage prijzen van drinkmelk in de winkels en groot warenhuizen (waardoor ze dus niet in staat zouden zijn meer te betalen).

Maar, drinkmelk maakt slechts 3 % uit van het totale kapitaalsvolume dat in de melkketen wordt omgezet. Met andere woorden: de overige 97 % producten van de melkstroom (kaas, boter, yoghurt, melkpoeder, room, desserten, e.d.) worden in dit debat bewust niet betrokken, terwijl net daar wél forse winsten gemaakt worden.

Bovendien wordt de consumentenprijs van drinkmelk binnen deze strategie BEWUST laag gehouden, om het hierboven beschreven mechanisme ten volle te laten spelen. Niet alleen de doorsnee consument, maar ook de meeste melkveehouders hebben van dit mechanisme helemaal geen weet.

De kapitaalkrachtige zuivelindustrie die internationaal georganiseerd is, deed er alles aan om de consument niets te laten merken van de staking. Zij kon de melkstroom voor drinkmelk intact houden. Maar drinkmelk is maar 3 procent van de melkstroom. De zuivelindustrie voert nu campagne zodat de consument alleen aan drinkmelk denkt maar ondertussen maakt de zuivelindustrie wel winst op de resterende 97 procent. Noch de boeren, noch de coöperaties hebben tot op heden gezorgd voor producten met toegevoegde waarde waaraan consumenten graag 10 tot 20 keer zoveel uitgeven als aan melk.

Dat willen we veranderen.

Anticiperen op markttrends

Het verleden geeft onze werkwijze gelijk. Landbouwsyndicaten hebben al actie gevoerd. Maar omdat de structuur niet in vraag werd gesteld, heeft dat nergens toe geleid. Meer volume draaien en zo toch nog wat verdienen bij een steeds lagere melkprijs, deze situatie willen wij verhelpen.

Als rechtstreeks belanghebbenden gaan we de verwerkende industrie nu zelf de opdracht geven producten met een hoge toegevoegde waarde op de markt te brengen. Komen de winsten (nog) niet uit de grondstof, dan gaan we de winsten genereren uit de afgewerkte producten. Wij positioneren ons bewust in het hoogste marktsegment: die van de kwaliteitsproducten, waarbinnen een eerlijke winstverdeling nog mogelijk is.

Neem enerzijds de gezonde melkdrankjes als die van Danone en Yakult: de Franse Amerikanen van Danone en de Japanners van Yakult gaan er met de winsten vandoor.

Of gewoonweg kaas: je kunt maar liefst 10 liter melk kwijt in 1 kilo. Als producenten beseffen we nu dat onze toekomst ligt in innoverende producten, waarbij de winsten in eigen regio blijven.

Anderzijds wordt de consument zich steeds meer bewust van de scheve handelsverhoudingen op de (wereld)markt. Zo zit de markt voor fairtradeproducten uit het Zuiden hier in de lift en is een steeds groter segment van de consumentenmarkt bereid de meerwaarde van kwalitatieve, eerlijke producten te vergoeden door een eerlijke prijs te betalen.

Uiteraard zijn wij ook vertrouwd met de hoeveverkoop, boerenmarkten of andere vormen van rechtstreekse verkoop aan de consument. Wij doen dat zelf al.

Maar de producent heeft zijn handen al vol aan het produceren van zijn kwalitatieve producten en de consument wil meer kant en klare maaltijden.

Er hoeft niets mis te zijn met de bestaande verkoopsstructuren. De succesvolle introductie van het Max Havelaar-keurmerk in de supermarkten heeft aangetoond dat eerlijke handel langs en in de bestaande distributie mogelijk is. Het zwakste punt is dat de producent op zichzelf niet op kan tegen de grote marktmacht van de supermarktketens. Supermarkten werken internationaal samen, terwijl dat aan de producentenkant amper gebeurt. Daardoor kunnen grootwinkelbedrijven bepalen wat er tegen welke prijs in de schappen komt. Ook in de tussenhandel en tussen de traditionele coöperaties vinden steeds meer fusies plaats. Door samen te gaan werken met de distributiesector en eigen producten in de rekken te plaatsen kunnen we de fouten uit het systeem halen en de winsten evenredig gaan verdelen. Naïef? Niet echt, want we hebben onze eerste voet al binnen in een belangrijke supermarktketen. Zij beseffen dat de consument dit gaat belonen.

Concurrentie

Wij gaan in eerste instantie niet uit van de concurrentie, maar van de eigen kracht. “Fair Dairy Products” is een sterk merk. De distributiesector komt onder steeds grotere maatschappelijke en politieke druk te staan om maatschappelijk verantwoord te ondernemen.

Onze producten worden gezien als een manier om te bewijzen dat het hun menens is met het ethische imago dat ze zich steeds meer blijken willen aan te meten. In gesprekken die we binnen de marketingsector hebben, wordt ons merk nu al vergeleken met (een voor de rest in niets te vergelijken merk) “Red Bull”.

Om het met de woorden van Lily Deforce, algemeen directeur bij Max Havelaar Belgium, te zeggen: “Supermarkten kunnen op deze manier een bijdrage leveren aan meer eerlijke handel, het geeft invulling aan hun wens naar meer maatschappelijk verantwoord ondernemen, en aan de wens van de klant voor meer ethiek.”

Wat wij leerden uit de Fair Trade.

Twee voorbeelden uit de fair trade met het Zuiden, die bewijzen dat het mogelijk is om langs de supermarkten ook de zuivelindustrie te doen bewegen naar faire handel:

1. De acties van de vrijwilligersbeweging Oxfam Wereldwinkels in de jaren negentig van vorige eeuw en de introductie van bananen met het Max Havelaar-keurmerk hebben aangetoond dat dit een multinationaal voedingsbedrijf als Chiquita ethischere paden kan doen bewandelen. Het fairtradegedachtegoed heeft de markt aangestuurd en de multinational tot een ethischer antwoord gedwongen.

2. In Groot-Brittanië heeft de Ghanese cacaocoöperatieve “Kuapa Kokoo” (met haar 45 000 leden) met groot succes twee eigen merken, Divine en haar zustermerk Dubble, in de markt gezet. Het promoot haar eigen merk op zich, maar ook de fairtradegedachte in het algemeen en zet zo grote chocolademerken aan zich tot fair trade te bekeren.

Grote supermarktketens zetten er, door hun unieke in -en verkoopspositie, merken en industrie aan tot meer eerlijke handel door resoluut de voorkeur te geven aan producten uit de fair trade.

III – Verantwoording

Wat door fair trade in gang is gezet, laat zich het beste omschrijven als een geleidelijke overgang van de pure markteconomie naar een verdragseconomie. Maar anders als bij producentenkartels worden de hogere prijzen voor de producenten niet achter de rug van de
consumenten om, maar op basis van wederzijdse overeenstemming vastgesteld.

De idee wint veld om het concept fair trade te verbreden: van een focus op eerlijke Noord-Zuid handel naar eerlijke regionale handelsmarkten, zowel in het Zuiden als in het Noorden.

Lokale landbouwalternatieven in het Noorden kunnen ook voorbeelden zijn van eerlijke handel, wordt gesteld. Het fairtradeconcept, vandaag enkel gebruikt voor producten uit het Zuiden, kan uitbreiden tot duurzame productieketens in het Noorden. Daar horen ook Vlaamse boeren bij, vindt bijvoorbeeld Vredeseilanden.

Dat vinden wij logisch. Bij de prijstoeslag die gehanteerd wordt bij de eerlijke handel voelen immers de consumenten én producenten zich
verantwoordelijk voor elkaar. De gevolgen van oneerlijke handelsverhoudingen voor de producenten in het Zuiden blijven voor de Belgische consumenten echter veelal onzichtbaar. Door ook Belgische producenten een plaats te geven binnen de fair trade kunnen we dit verhaal een nog beter gezicht geven. Verder is het vinden van “faire” afzetkanalen ook voor familiale boeren hier dikwijls een uitdaging.

Maar is het zinvol om ook hier over “fair trade” te spreken, dezelfde fair-trade criteria te hanteren, waar de uitdagingen op het vlak van duurzame landbouw en vermarkting hier van een andere orde zijn dan in het Zuiden? Wij geloven van wel. Eerlijke handel is ook voor boeren hier een belangrijk thema, niet alleen naar eigen inkomen toe maar ook solidariteit tussen boeren hier en boeren in het zuiden is voor hen belangrijk en wordt dikwijls over het hoofd gezien.

Hoe wij willen samenwerken met de fairtradebeweging

Oxfam-Wereldwinkels verkoopt chocomelk. Wij zijn bereid hierrond samen te werken.

Verder hebben wij reeds onze diensten en samenwerking aangeboden aan de campagne FairTradeGemeenten (FTG) en deze heeft hier positief op gereageerd. Bij deze verbinden wij ons als Belgian Dairy Board ertoe om het zesde criterium van de FTG-campagne mee te versterken. Concreet verplichten onze leden zich ertoe, door lid te zijn van BDB, om waar er in hun gemeente FTG-trekkersgroepen zijn, hiermee te gaan samen werken. Wij geloven dat dit een stevige boost kan geven aan het verwezenlijken en duurzaam voortzetten van initiatieven van dit criterium.

Om FairTradeGemeente te worden, wordt in de gemeente een nieuw initiatief gelanceerd dat lokale consumptie en productie van duurzame voedingsproducten stimuleert. Er wordt over dit initiatief duidelijk gecommuniceerd. Om de titel te behalen én te behouden, wordt ofwel een meerjareninitiatief (*) opgestart, ofwel een kortlopend project met garanties dat er jaarlijks een nieuw initiatief genomen zal worden dat duurzaam consumeren en produceren aanmoedigt.

(*) een initiatief dat duurzaam consumeren en produceren gedurende meerdere jaren promoot. Ter ondersteuning van dit meerjarenplan wordt op regelmatige tijdstippen duidelijk over initiatief gecommuniceerd.

Daarnaast hebben we afspraken gemaakt met Oxfam-Solidariteit België in Brussel. Zij hebben zich de voorbije twee jaar ingewerkt in het melkdossier.

Aangezien de campagne van Oxfam-Solidariteit over een betere toekomst voor de boeren in Zuid én Noord gaat, lag een samenwerking voor de hand. Op Pukkelpop (Kiewit-Hasselt) kregen de Oxfam-campagneteams
van “Stop de koehandel met melk!?”
de steun van de Belgian Dairy Board. Hier haalden we al veel pers. Maar wij zullen elkaar blijven versterken door het verder in kaart brengen van de malversaties in de
zuivelsector en elkaars acties in deze ondersteunen. Want laten we duidelijk wezen, ook wij worden ziek van de overschotten (die wij omwille van de marktsituatie gedwongen zijn te produceren) welke vanuit Europa in Afrika worden gedumpt onder de vorm van goedkoop melkpoeder.

Wij zijn zondermeer solidair met de Afrikaanse melkboeren, die door dit systeem van oneerlijke handel uit de markt worden geduwd. Wanneer Manneke Pis op 30 mei j.l. melk piste omwille van de in Afrika door de wereldmarkt veroorzaakte problemen, waren wij erbij om Dierenartsen zonder Grenzen hierin te steunen.

Mondiale eerlijke handel: van “transfair” naar “regiofair”

In tijden van globalisering heeft iedere vermenging van staats- en economische belangen catastrofale gevolgen. Hybride structuren zoals de WTO, waar politieke vertegenwoordigers over economische vragen zoals subsidies en importheffingen beslissen, hebben tot escalatie van de spanningen tussen Noord en Zuid geleid. Een alternatief daarvoor is een regionale fair trade, waar prijsproblemen tussen producenten en consumenten – dat wil zeggen binnen de economie zelf – met wederzijds goedvinden opgelost worden. In Duitsland werd voor de mondiale eerlijke handel de term “transfair” uitgevonden. Hoe zou het zijn, wanneer wij – als uitbreiding daarvan – van “regiofair” zouden spreken?

Meer prijstransparantie

De naam regiofair alleen is niet genoeg. De Europese consument associeert ontwikkelingslanden spontaan met armoede. De situatie van de eigen landbouw stelt hij zich beduidend minder dramatisch voor. Hij ziet daar niet zo gemakkelijk de noodzaak om niet alleen naar het eigen belang te kijken. Maar wat als hem de cijfers ter inzage gelegd zouden worden?

Wij consumenten zijn met zijn allen meesters op het gebied van de prijsvergelijking. Tot nu toe kunnen wij echter alleen eindprijzen vergelijken. Geheel anders zou het zijn, wanneer naast de winkelprijs nog aangegeven zou worden welk aandeel daarin de boeren, verwerkende industrie, transport, groothandel en detailhandel hebben.

Bij een dergelijke prijstransparantie laat zich snel vaststellen of de prijs niet toevallig ten koste van de lokale boeren verlaagd is. Dat zou nog eens “consumentenopvoeding” zijn. Wel, precies dat is wat we gaan doen.

De woorden van Dirk Barrez indachtig

Een van de zwakke kanten van de fairtradebeweging is dat ze tot nu toe vooral focust op de handelsrelaties tussen rijke en arme landen, gemakshalve aangeduid als Noord en Zuid. Er is wel
een evolutie naar ecologische duurzaamheid en dus ontdekt deze beweging het belang van een lokale korteketenproductie. Voor een goed begrip, lokaal kan variëren van werkelijk heel dichtbij tot zelfs een bijna continentale markt.

Zeker in het Zuiden lijkt de eerlijke handelsbeweging die lokale handel als fair trade te omarmen. Maar als het in het Noorden om kort keten gaat, wil men daar niet meteen de term fair trade op kleven. Toch is er geen fundamenteel verschil. De fairtradebeweging zal goed haar huiswerk moeten maken.

Bron : het boek “Koe 80 heeft een probleem” door Dirk Barrez

Tot slot over de definitie van Fair Trade

De enige definitie die unaniem door alle fairtrade-actoren wordt erkend, is erg kort – minder dan een halve bladzijde – en werd in 2001 door de fairtrade-organen, verenigd in de internationale FINE-groep (informeel netwerk dat in 1998 werd opgericht en waarin de vertegenwoordigers van Fair Trade-netwerken elkaar ontmoeten voor de uitwisseling van informatie en de coördinatie van de activiteiten), goedgekeurd.

“Fair Trade is een handelspartnerschap, gebaseerd op dialoog, transparantie en respect, dat streeft naar meer gelijkheid in de internationale handel. Het draagt bij tot duurzame ontwikkeling door betere handelsvoorwaarden aan te bieden aan en de rechten te verzekeren van gemarginaliseerde producenten en arbeiders, vooral in het Zuiden.”

Deze definitie vermeldt nergens een expliciete verwijzing naar “het Zuiden”. Wij mogen ons dus aangesproken worden!

IV – Commercieel en technisch onderzoek + marketingplan

Dit deel werd gedetailleerd voorgesteld aan de jury van de Fair Trade Award. Omwille van privacy- en commerciële redenen geven we het hier echter niet vrij.